De pik van een zeepok is tijdens de paringstijd wel zeven keer zo lang als het beest zelf. Als dat bij mensen zo zou zijn, dan moest je echt oppassen dat je tijdens het tv-kijken de buurman niet door het vensterraam op bezoek krijgt.
Maar dat is niet de reden dat Frieda Splitter zich met een zeepok vergelijkt. Een zeepok is ook een parasiet. Een zeepok ketent zich vast aan een walvissenlijf om oceanen over te steken. Of zet zich vast aan de romp van een schip om van Singapore naar Rotterdam te varen en dan weer terug.
Alle gedachtes van Frieda zijn gepikt. Elke schijnbaar originele uitspraak is terug te voeren tot een tiental schrijvers met wie zij al jaren meelift. Steeds als het sneeuwt, of soms zelf al als het miezert, citeert zij het sneeuwgedicht van Robert Walser, aan wie zij zich al meer dan een decennia heeft vastgeklampt. Als de zomer overgaat in de herfst, dan komt de ode aan de 'fünfte Jahreszeit' van Tuchoslky weer voorbij. Steeds weer die Tucholsky, Erich Kästner, Charlotte Mutsaers en al die aanverwante schrijvers.
Aanvankelijk noemde Frieda zich een dievegge, een dief of een parasiet. Totdat haar beste vriendin K. uit Z. over een zeepok begon en zich pas later bedacht dat zij net als de lievelingsschrijvers van Frieda in een gast-organisme veranderde, zoals dat in de taal van de zeepokken heet.