Na de begrafenis van zijn vrouw, op een woensdagmiddag in
oktober, besloot Eduard H. zijn verzameling miniatuurtrams naar de woonkamer te
verhuizen. Hij schonk het theeservies aan de overbuurvrouw, bracht de streekromans
naar de kringloop en zette de porseleinen poppen op zolder. Vanaf nu waren het
de Weense paardentram, de tatra’s uit Polen en de gele trams uit Den Haag die
hem vanuit de vitrinekast aankeken. Boven de bank schroefde hij bordjes met
teksten als ‘niet spreken met de bestuurder’ en ‘wacht tot het sein gedoofd
is’.
De kerst die volgde had de mooiste van zijn leven kunnen worden. Van zijn vrouw mocht hij altijd alleen maar een miniatuurbaan onder de kerstboom aanleggen. Maar nu was heel de boom volgehangen met blikken trams, kleine spoorwachtershuisjes en glazen bollen
met tramlandschappen. Vanaf de keuken vertrok ieder uur
een trammetje via een spoorlijn langs de leuning van de trap naar de badkamer
op de eerste etage. Op de achterste wagon had hij een heel klein cadeautje
geplakt voor zijn dochter die op Eerste Kerstdag bij hem zou komen eten.
Totdat op kerstavond de bel ging; een trambel die de oude
dingdong verving. Een politieagent bracht het vreselijke nieuws. Die
middag was de dochter van Eduard H. in de binnenstad van Amsterdam aangereden. Door een tram. De artsen en de zusters hadden niets meer kunnen doen. Eduard H. keek om zich heen en besloot dat hij de trams diezelfde avond nog naar de zolder zou verhuizen.
3 opmerkingen:
Was de dochter Frieda Splitter?
Nee joh! Haar achternaam begint toch niet met een H??
Of zal ik er Eduard S. van maken??
Een reactie posten