maandag, mei 11, 2015

Gijspert


Bij de eerste conifeer in het Haagse Bos, vlak na de speeltuin achter de grijze woontoren, tilt mevrouw Van Salm haar hondje Gijspert op en verbergt zij hem onder haar jas. Met haar hoofd ingetrokken tussen haar schouders maakt ze een rennetje van zo'n vijftig meter, kijkt vervolgens goed naar links, naar rechts en vooral naar boven, waarna ze haar Yorkshire terrier weer op de grond zet. In het begin was mevrouw Van Salm erg gespannen tijdens haar wandelingen. Maar sinds ze heeft gelezen dat buizerds nooit hun habitat verlaten, is ze wat minder op haar hoede. Eigenlijk zou ze Gijspert op een andere plek moeten uitlaten. Maar het arme beest had al zo te lijden onder het wegvallen van haar echtgenoot, dat ze zijn dagelijkse ritme niet verder wilde verstoren.

Zelf mist mevrouw Van Salm haar echtgenoot nauwelijks. Hij kookte, deed de boodschappen en nam elke zaterdag de Telegraaf voor haar mee. Sinds zijn dood brengt haar dochter Esmeralda de boodschappen langs. En ach, die vakanties naar het Sauerland en de Eiffel kan ze missen als kiespijn. Koken in een appartementje was zo armoedig. Haar man vond het overdreven om uit eten te gaan. Dat deden ze thuis immers ook niet.


Kort na het overlijden van haar echtgenoot had mevrouw Van Salm een gruwelijke droom. Gehuld in een cape was ze achter haar man het Haagse Bos ingeslopen, waar hij zijn dagelijkse ronde met Gijspert maakte. In het schemerdonker kon ze nog net ontwaren hoe hij een tak optilde en die het bos in slingerde. Op het moment dat Gijspert de bosjes in sprong, zoals dat een hond betaamt, zweefde uit een eik een gestalte naar beneden. Een ijzige kreet sneed door het vallende donker en voor mevrouw Van Salm er erg in had, bungelde haar hondje twee meter boven de grond in de bek van een gigantische vogel. Meneer Van Salm sprong op en zwaaide met al zijn kracht zijn wandelstok naar het roofdier. Verstijfd van schrik zag mevrouw Van Salm hoe het dier naar zijn bejaarde belager cirkelde, een poot uitsloeg en een vlijmscherpe klauw door zijn nek joeg, waarna het in een zwarte conifeer verdween. Huilend was mevrouw Van Salm naast haar man geknield, maar met haar cape kon ze het bloeden niet meer stoppen. Uit zijn hals gleed een stroom donker vocht de aarde in.

Mevrouw Van Salm zou de droom allang vergeten zijn, ware het niet dat een week later bij het uitlaten van Gijspert haar oog op een donkere conifeer in het Haagse Bos viel. Geschrokken speurde ze de kruinen van de bomen af, maar ze zag alleen een duif in een beuk en een spreeuw op een es. Toen ze haar buurvrouw die middag over haar droom vertelde, zei deze sussend dat er in het bos achter hun wijk weliswaar een paar buizerds wonen, maar dat die niets anders eten dan molletjes en veldmuisjes. Als je hun rust niet verstoorde en geen gevaar vormde voor hun kroost, was er niets aan de hand.

Sindsdien liet de roofvogel mevrouw Van Salm niet meer los. Gijspert was weliswaar groter dan een muis, maar stel dat hij op een verkeerd moment een bosje in zou rennen, dan kon het weleens helemaal verkeerd met hem aflopen. Zo'n buizerd kan toch ook niet weten dat Gijspert alleen maar een drolletje wil doen? Nachtenlang tergde de buizerd mevrouw Van Salm in haar dromen. En toen zij op een ochtend haar gordijnen opende en hoog in de lucht een donkere vogel zag vliegen, rende ze naar de woonkamer om te zien of haar kleine Gijspert nog wel in zijn mandje zat.

Mevrouw Van Salm was 78 en Gijspert veertien. 'De oude dametjes gaan wandelen', zei mevrouw Van Salm altijd als zij Gijspert zijn halsbandje ombond, terwijl zij best wist dat het beest een reu was. Soms maakte Esmeralda een rondje met de terrier en vroeg dan voorzichtig aan haar moeder of Gijspert haar niet te veel werd. Sinds meneer Van Salm was overleden pleegde de hond weleens een plasje in de woonkamer. Dat gebeurde altijd precies als de dochter langskwam. In plaats van boos te worden op Gijspert, overstelpte ze haar moeder met een overbezorgde toespraak. Mevrouw Van Salm had liever dat haar dochter haar met rust liet, net als die andere verzorgsters die de laatste tijd bij haar over de vloer kwamen. Soms dacht ze dat Esmeralda zo’n zuster was. Toen ze zich weer eens had vergist, had mevrouw Van Salm gezien hoe haar dochter in de keuken stond te huilen terwijl zij traag met de garde in een pannetje heen en weer bewoog. Op de koffie zat weinig melkschuim.

Op een ochtend werd mevrouw Van Salm met een onbestemd gevoel wakker. Even had het patroon van het behang haar herinnerd aan de slaapkamer van haar ouderlijk huis. Mevrouw Van Salm liet zich uit bed glijden en strompelde naar de ladenkast in de hoek van de kamer, waar haar bril altijd lag. Wat merkwaardig, had ze hem die avond daarvoor ergens anders afgedaan? In de keuken vond ze hem terug. Ze opende de koelkast en liet zoals elke morgen een plakje worst op het zeil vallen. Mevrouw Van Salm wachtte. Waar bleven de trippelende hondenpootjes op het marmoleum? Waarom hoorde ze geen gehijg onder haar knie en waar was het zachte tongetje tegen haar onderbeen? 'Gijspert', riep mevrouw Van Salm. Ze liep naar de kamer, maar waar normaalgesproken de mand van Gijspert stond, zag zij alleen een kale plek. Een afschuwelijk gevoel maakte zich van haar meester. Ze draaide zich naar de vensterbank en keek boos naar de hemel.

Mevrouw Van Salm besloot direct te handelen. Wassen en kappen kwam later wel. Als ze Gijspert levend terug wilde, telde iedere seconde. Ze rukte haar kamerjas van de kapstok, schoot in haar instappers en vloog de gang door naar het Haagse Bos. 'Gijspert!'

In het bos was geen spoor van de terrier te bekennen en ook de roofvogel liet zich niet zien. 'Gijspert', riep mevrouw Van Salm door de bomen. Een ambtenaar was van zijn fiets gestapt om de oude dame te helpen met zoeken. Hij legde zijn hand op haar schouder en zei heel langzaam dat ze rustig moest blijven en dat het allemaal goed kwam. Dat hij de politie belde, vond mevrouw Van Salm een goed idee. Huilend zei ze dat Gijspert misschien nog wel gered kon worden. Gijspert was een slimme hond, die wel voor hetere vuren had gestaan. Hoe dan ook moest de politie andere hondenbezitters behoeden voor de buizerd.

De agenten waren aardig. De jonge politieman kwam mevrouw Van Salm bekend voor. Waarom duurde het zo lang voordat zij haar eigen broer in hem herkende? 'Dag Hugo', zei ze. 'Dag mevrouw Van Salm', zei de agent. 'Zullen we u naar huis brengen?' Vanuit de politieauto zag mevrouw Van Salm het Haagse Bos verdwijnen. Even werd ze ongerust, toen de auto niet naar haar huisje aan de Laan van Nieuw Oost Indië reed, maar een paar straten verderop voor een grijs gebouw stilhield. Uit de glazen aanbouw schuifelden twee oudjes naar buiten.

Mevrouw Van Salm voelde in haar zakken of ze wel een koekje bij zich had voor het hondje dat binnen in haar kamer op haar zou wachten. Vanmiddag zou ze hem uitlaten, al moest ze oppassen dat hij niet de bosjes in zou rennen. Boze roofvogels zouden hem zomaar voor een muisje kunnen aanzien.

1 opmerking:

Gert H zei

Vogels hebben snavels! Geen bek. Alhoewel. Als mensen iets doen wat niet bevalt, spreek je ook van bek. Dus ik twijfel nu...